OPP – Onderlinge Promotie Promoting

Nog niet zo lang geleden – we schrijven het eind van de tachtiger jaren van de vorige eeuw – waren er amper vrouwelijke docenten theologie aan de universiteit te vinden. Vrouwelijke professoren waren helemaal een zeldzaamheid – en een docent/e met enige belangstelling voor feministische theologie of vrouwenstudies theologie was wat je noemt een witte raaf, want met uitzondering van Tine Halkes, die echter in 1988 met pensioen ging, waren er geen professoren op het gebied van vrouwen- en genderstudies theologie.

Tegelijkertijd was er een groep vrouwen die als docente voor vrouwenstudies theologie benoemd waren op voorwaarde dat zij zouden promoveren en anderen die wel de ambitie hadden zo’n proefschrift te schrijven. Maar hoe pakte je zoiets aan en wie zou je daar dan bij kunnen begeleiden, want talloos waren de verhalen over misverstanden, onbegrip, onkunde tussen promotoren promovenda. 

Jonneke Bekkenkamp en Marian Papavoine, medewerksters van het Project Feminisme en Theologie I (1984-1988) – een project ter stimulering van onderwijs en onderzoek in feminisme en theologie dat door het IWFT ism het IIMO was opgezet – pakten dit thema op. Ze organiseerden een studiemiddag, waarin drie gepromoveerde vrouwen haar verhaal vertelden – zij die toen aanwezig waren vertellen elkaar nu nog met afgrijzen in de stem dat één van deze vrouwen vertelde dat ze een aantal jarenlang heel vroeg naar bed ging en om 3 of 4 uur opstond om aan haar proefschrift te werken voor ze naar haar werk ging. Maar een belangrijker impuls tot de oprichting van de OPP was het verhaal van drie vrouwen die een week op een eiland aan hun onderzoek hadden gewerkt. Dat was zo vruchtbaar geweest: aan je onderzoek werken en met elkaar overleggen en doorpraten, veel beter dan een gesprek met een promotor. 

Door dat verhaal was de conclusie snel getrokken: we moeten elkaar steunen en onderling onze promoties promoten. En zo was het netwerk OPP – Onderlinge Promotie Promoting – geboren en werd onder die titel de eerste OPP-week georganiseerd: een studieweek in een klooster – geheel verzorgd – met tweemaal per dag presentaties en discussie van lopend onderzoek en ’s ochtends, ‘s middags en een deel van de avond ruimte voor zelfstudie. 

Deze studieweek werd de eerste week van het nieuw jaar gehouden, en dat is nog steeds zo. Zo begint het jaar goed, geef je de eerste week van het nieuw jaar vorm aan je goede voornemen om dit jaar echt je onderzoek voorop te zetten, enzovoort. De onderlinge ondersteuning vindt niet alleen plaats tijdens de ingeplande momenten, maar ook tijdens het eten of bij de koffie of in bilateraaltjes tussendoor. 

Was in het begin van deze OPP-weken alleen Riet Bons-Storm gepromoveerd (een van de drie vrouwen die op die eerste bijeenkomst haar verhaal had verteld), gaandeweg nam het aantal gepromoveerde vrouwen toe, maar bij de presentaties gaan de promovendae voor. 

De OPP week heeft in die jaren tradities ontwikkeld – van de organisatie van de plenaire bijeenkomsten en de manieren van feedback geven tot het ‘spel’ op de laatste avond. Maar doordat er steeds nieuwe mensen naar de OPP-week komen, verandert de OPP-week ook steeds (een beetje) van karakter. Werd er in de eerste jaren bijvoorbeeld regelmatig doorgezakt, nu is de week op dat gebied bedaagder. En toen de OPP-week verhuisde van Ossendrecht in Brabant naar de Emmaus priorij in Maarssen (Utr) ging een (groeiend) aantal deelneemsters naar een of meer van de getijdegebeden van de zusters. 

Soms heeft de OPP-week wat weg van een duiventil, want er zijn behoorlijk wat deelneemsters die maar een paar dagen kunnen komen. Voor degenen die de OPP-week organiseren is het soms een enorm gepuzzel om het zo te regelen dat de kamers steeds bezet zijn. 

Nu treedt er weer een verandering op: de OPP wordt na bijna 35 jaar REGENN, maar de studieweek gaat door: en blijft een plek waar met verve, serieus en betrokken kritisch met elkaar wordt meegedacht, feedback gegeven, tips uitgewisseld – dus aan onderlinge promotie promoting wordt gedaan. 

Anne-Claire Mulder i.s.m. Marian Papavoine